Mini-berichtje

 *Pinot kocht speciaal voor ons een fles Bandol, opende ze, proefde ervan en beschrijft ze hier voor ons!
SSSuits you!

*Mocht u de krant of het tvblad vandaag gemist hebben en u wil zien wat voor klieren Michel Roland en James Suckling zijn (meer impressies hierover op deze plek): deze avond ( update:ondertussen verleden tijd) om 22.45 uur speelt op canvas Mondovino ( na de eveneens bekijkenswaardige prent van onzen eigen wijze gast Felix Van Groeningen Steve + Sky )

*Wij vertoefden vorige dagen afwisselend in Rome, Amsterdam, Athene, Kopenhagen en vele andere Europese steden  zonder in het vliegtuig te stappen.

atomium

 Ik profiteerde ervan om even Brussel vanuit het atomium ( voor de eerste keer in mijn leven!!) te bekijken.

mini mini

Vanuit het Atomium lijkt Mini Europa wel een Mini Mini- Europa

 clos vougeot

Tot slot een blik op mini-Clos de Vougeot.
Jammer genoeg konden we zelfs geen mini-glaasje proeven…

This charming wine

 

mooidonk

Ik startte m’n korte rondgang ( als je bij elke wijnbouwer een half uur blijft kletsen is je ochtend snel voorbij ) bij het Elzas-standje, waar we de wijnen van Erhart konden proeven. Ik beperkte me tot de Rieslings:
De basiscuvée 2006 was rond en fruitig maar weinig getypeerd, charmant maar redelijk simpel. De Grand Cru Steingrubler Saint Rémy  was anderer kuchen. In de neus zeer zuivere aroma’ s van citrus, limoen en een subtiel mineralige hint ( het obligate ‘petrolleke’).
Ook in de mond een zeer zuiver product, vol maar elegant en evenwichtig, mooi complex met ananas in de afdronk. En misschien ligt het aan de naam maar deze St Rémy vertoonde ook mooie toetsen van rijpe peer…Ondertussen bevestigde deze wijn bij een tweede degustatie thuis (zie foto)

Rémy

 

Vervolgens bood ik mijn smaakpapillen (en – zonder succes- meteen ook mijn hele lichaam) aan aan een blonde schoonheid uit de Gravesstreek.
Ik had niet eerder gehoord van
Chateau Lafargue uit Pessac-Léognan, maar de eerste kennismaking (óók met de wijn!) was bijzónder aangenaam. De rode wijn zou ik verdienstelijk willen noemen, de witte was gewoon heerlijk. We kregen de 2006 en de 2004 te proeven, ik vond ze allebei geslaagd maar had een duidelijke voorkeur voor de frisheid van de eerste. Een uitzonderlijke finesse, gedistingeerd hout, heel veel fruit en wat opviel, retro-olfactief zéér duidelijk perzik, terwijl de 2004 in de afdronk meer houttoetsen vertoonde.

Mijn felgewaardeerde collega-blogger Csp vraagt ons de wijnen af en toe wat poëtisch te beschrijven.
Over de Spaanse
Gran Vino Vermilion uit 1999 schrijft hij bijvoorbeeld:
 "Ik wandel voorbij de open deur van de stallingen van mijn grootvader…"
Of over de Portugese
Quinta do Crasto, 2006 :
"Ik pluk rijp rood fruit op een hete zomerdag in de schaduw van een boom"
In die optiek zou ik deze witte
Lafargue 2006  als volgt omschrijven:
 “Ik heb een leuke babbel met een knappe blondine in de rotonde van een schitterend kasteel.”
Alcooliques21

Tot slot een grappig moment: Toen ik de 2004 aan de lippen zette sprak ik tegen een medeproever volgende woorden: “Ook goed”.
De juffrouw begon terstond uitleg te geven over de houtlagering. Ze had me namelijk het woordje “oak” horen uitspreken…

 lafargue

In het laatste deel: De Bourgognes en de ( even diep inademen ) kwaliteit-prijs-prijs voor de beste prijs-kwaliteitswijn.

zot

Mooidonk


Een glas Pétrus 1982 maandagochtend om zeven uur in een werkweek.
Een Romanée Conti 1995 tussen de hete staalovens van Sidmar.
Een Yquem 2001 in een urinoir op de Gentse feesten.
Een Krug in gezelschap van Filip Dewinter.
doh!-45

De omstandigheden waarin je wijn drinkt bepalen mee het genot. Het tijdstip, de omgeving, de entourage.
En dat heeft wijnhuis Lambrecht goed begrepen.
Om de twee jaar houden zij een degustatie in het kasteel van Ooidonk (bij Deinze) waar een 15tal wijnboeren hun waren komen voorstellen.

Ik moest er toevalligZ72Z9_mort-de-rire-15zondag in de buurt zijn en sprong eens binnen.

ooidonk1
 
 
 
ooidonk2
ooidonk3
ooidonk4
ooidonk5

 
 
ooidonk7


In volgend bericht bespreek ik enkele ontdekkingen….

Moet er nog Mouton zijn?

Een heerlijk verhaal van PvdW over…Bordeaux !santé

Het Grote Schapentransport

“Kunde gij daar aangeraken?” De steenrijke eigenaar van het bedrijf waar ik voor werk keek me met grote vraagogen aan nadat hij een beduimeld krantenartikeltje op mijn bureau liet landen. Ik herkende de wijnrubriek van Luk Vanmaercke uit De Tijd en zag een artikel met als titel “De ene Mouton is de andere niet”. In een oogopslag zag ik dat het over Mouton Cadet ging. Dat is de betaalbare merkwijn van het huis Mouton Rothschild, die wereldwijd in elke supermarkt verkrijgbaar is, ongeveer tien euro kost en – het moet gezegd – niet te zuipen is. Ik was al meteen van plan om mijn baas een tirade aan te naaien tegen de rotzooi die de hele reputatie van Bordeaux ten gronde richt, maar hij was me voor. “Neen neen, hiér”, en hij wees naar het einde van het artikel. “Kunde dààr aangeraken?”

Onder het tussentiteltje “Toppers” zag ik een beschrijving staan van een proeverij die die ongelooflijke klootzak, etter, profiteur en verspiller van een journalist had meegemaakt in Brussel: de lamstraal had godbetert Mouton Rothschild 1999 en Mouton Rothschild 2001 geproefd, en wat erger was: hij had mij er niet bijgevraagd.

Ik had het kunnen weten: het waren dus de grote kanonnen die mijn baas interesseerden.

“Heu… ik kan wel eens rondhoren. Hoeveel moet ge er hebben?”

“Per hoeveel gaat dat?”

“Per stuk zal ook wel lukken, denk ik. Dat zijn dure wijnen, hé.”

“Jamaar, met eentje ben ik niet veel, hé”.

“Dan denk ik dat ge ze per kist zult moeten kopen. Ze zullen geen kist uit mekaar willen halen.”

“Ewel, twee keer zes dan”.

“Neen, neen, die kisten gaan per twaalf, denk ik.”

“Ewel, twee keer twaalf dan. Maar hoort eerst ne keer naar de prijs, hé.”

Ik kon een glimlach niet onderdrukken toen hij mijn bureau verliet. “Vierentwintig Premier Grand Cru Classés. We stevenen af op het failissement.”

Maar ja, de baas is de baas. En eerlijk gezegd: ik heb al minder uitdagende opdrachten gekregen. Dus belde ik naar de invoerder van Mouton voor België: Fourcroy in Braine-l’Alleud. De dame aan de andere kant van de lijn bleef een aantal lange seconden stil. “Dus twaalf flessen 1999 en twaalf flessen 2001… Maar euh… Dat zijn zeer dure wijnen, hé mijnheer”. Ze durfde er nog net niet bij te vragen of het misschien de Mouton Cadet was die ik bedoelde.

Ik probeerde te klinken als een Russische topmaffioso en antwoordde zo nonchalant mogelijk: “Minstens tweehonderd euro de fles, schat ik. Als het niet méér is…” Gedienstigheid in het kwadraat was opeens mijn deel. “Neen, mijnheer, hiér hebben we er geen meer, maar als u even – héél even – wacht… mijn collega belt inmiddels al naar een wijnhandel in Brussel en die hebben er misschien nog… een werkelijk zéér mooie wijnhandel, mijnheer… Le Cellier… in Brussel… prachtig assortiment en zéér chic… als u eens in de buurt bent… wablieft?… neen? Excuseer, mijnheer, maar we zullen u niet kunnen helpen. De Mouton Rothschild is uitgeput.”

Als het erop aankomt andermans geld uit te geven, en dan nog voor wijn, laat een gemiddelde PvdW zich niet gauw ontmoedigen. Ik belde even naar een bevriende gepensioneerde wijnhandelaar uit het Gentse 😉 en die zette me meteen weer op het goede spoor met een viertal adressen waar mogelijk schaapkes te vangen waren.

Bij nummer vier had ik prijs. Letterlijk en figuurlijk. 1999 had de man niet meer, maar de 2001 kon wél en 2004 was er ook nog. De prijs? Voor de 2001 vroeg hij 228 euro plus btw en de 2004 mocht ik hebben voor 215 euro plus btw. Per fles, welteverstaan. Ik maakte snel het rekensommetje en kwam uit bij 6.432 euro oftewel een goed uit de kluiten gewassen kwart miljoen oude Belgische franken.

“Voilà, einde verhaal”, dac
ht ik toen ik met die begroting naar mijn baas trok. “Hij gaat toch vanzeleven geen tweehonderd zestig duzend franken uitgeven voor vierentwintig flesen wijn?”

Prompt nam hij de telefoon en belde de wijnhandelaar. Er kwam nog enige fiscale spitstechnologie aan te pas vooraleer ze tot een akkoord kwamen, maar aan de verkoopprijs werd niet meer geraakt. “En ik zal er mijn medewerker laten omkomen”, besloot mijn baas. “Die leert voor… hoe noemen ze dat… voor wijnkenner.”

Tijdens mijn rit naar de wijninvoerder bedacht ik allerlei snode plannen. Mijn baas had laten verstaan dat hij de kistjes gewoon gesloten in zijn kelder zou zetten, allicht als investering om ze later met winst door te verkopen.

Met een vloeiende beweging liet ik de camionette een verlaten boswegel opdraaien. Even verder gooide ik de remmen dicht, sprong als een lenige kat uit de wagen en liep naar de laadruime, een stevige schroevendraaier in de hand. Ik begon voorzichtig de stevige krammen uit de eerste houten kist Mouton te wrikken. Toen twee van de sluitplanken losgekomen waren, haalde ik de flessen een voor een uit de kist. Ik stapelde ze voorzichtig in de herbruikbare Delhaizezak die ik die ochtend in de winkel met een gratis-bonnetje afgehaald had. De lege kist vulde ik nadien met grint en voorzichtig nagelde ik ze weer dicht.

Neen, dat grint zou er teveel aan zijn. Stel je voor dat hij de kist scheef hield en al de steentjes naar de ene kant van de kist schoven…

Ik had gehoord dat de jaarlijks veranderende kunstetiketten van Mouton Rothschild altijd vrij los op de fles gekleefd werden, zodat ze er makkelijk konden afgehaald worden door verzamelaars. Ik hijste de flessen een voor een uit de geopende kist, pulkte de etiketten er voorzichtig af en kleefde ze op de flessen Beau Céran 2006 (Aldi, € 2,45) die ik vanmorgen gekocht had. De etiketloze flessen Mouton borg ik voorzichtig weg in mijn herbruikbare Delhaizezak, de “nieuwe Moutons” verdwenen in de kisten.

Of misschien was er nog een derde manier om ook de kostbare etiketten binnen te halen.

Ik keek in de achteruitkijkspiegel of mijn vriend Jo nog volgde. Ja, dus. Nog even en we zouden op het afgesproken punt aankomen. Het was de bedoeling dat zoveel mogelijk mensen de feiten zouden zien gebeuren. Daarom hadden we een plaats op de drukke Gentse stadsring uitgekozen, midden het spitsuur. Het licht sprong op rood. Ik stopte. Nu zou het gaan gebeuren. Mijn vriend had zich  inmiddels vermomd door een herbruikbare Delhaizezak over het hoofd te trekken waar hij ooggaten uitgeknipt had. “Zonde van de zak, maar er zijn prioriteiten”, had hij daar eerder die dag nog over gezegd toen ik opmerkte dat het toch jammer was dat hij de zak stuk knipte. Hij sprong uit de wagen, trok mijn portier open en duwde zijn speelgoedpistool tegen mijn slaap. Gedwee opende ik de laadruimte van mijn camionette en laadde ik de twee kisten over in zijn wagen met valse nummerplaten. Inmiddels stonden tientallen mensen – twijfelend tussen de zucht naar sensatie en de schrik voor het vege lijf – het tafereel gade te slaan. Ze zouden allemaal getuigen dat de overvaller erg professioneel te werk gegaan was…

Het was te laat om mijn heerlijk misdadige plannen ten uitvoer te brengen, want opeens stond ik op de parking van de wijnhandelaar. Eerste tegenvaller: er lag dus géén rode loper en van een verwelkomingsfanfare was ook geen spoor. De handelaar – die trouwens sprekend leek op de burgemeester van Samson – had me aan de telefoon beloofd dat hij wel eens met mij door zijn bedrijf zou lopen. Jammer genoeg nam hij dat laatste nogal letterlijk op. Toegegeven: er stond een waarlijk indrukwekkende reeks rekken “hout” in de gigantische hangars. Houten kisten van… roept u maar!

Pétrus? Ja!

Lafite? Yes!

Latour? Jip!

Haut-Brion? Uiteraard!

Léoville-Barton? Teveel om ze te tellen.

Idem voor Troplong Mondot, Pavie Macquin, Angélus, Certan, Evangile, Léoville-Las- Cases, … Hier stond genoeg om de doorsnee-Vinejo tot vlakbij een eeuwigdurend orgasme te leiden.

Veel tijd om die honderden meter kistjes wat van naderbij te bekijken was er niet. Ik was al blij dat ik de tred van kabouter Snel kon volgen, en een hoog kabouter Kwebbel-gehalte had de man ook al niet. Zou het kunnen dat het hier meer over briefjes van vijfhonderd euro dan over passie voor wijn ging?

Ik moet toegeven dat terugrijden met aan boord een kwart miljoen aan wijn (mouton retourné, als het ware…) een bijzonder weldoende invloed heeft op de rijstijl. Zelden heb ik zo makkelijk collega-chauffeurs laten voorgaan. Ik voerde voor mijn medemens tijdelijk de voorrang van rechts, links en averrechts in. Bumperklevende BMW-rijders staken die namiddag vol overtuiging  hun middenvinger naar me uit omdat ik de remafstand tot mijn voorligger wel héél ruim inschatte. En in mijn streek praat men nu nog aan de toog van de talloze cafés over die vriendelijke man in zijn camionette die tegenliggers op de smalle baantjes zo comfortabel veel ruimte gaf.

Met andere woorden: de twee kistjes Mouton Rothschild werden netjes afgeleverd in het château van mijn baas en staan nu allicht al in zijn kelder geld op te brengen. Want ook daar is de passie voor paarse briefjes groter dan die voor wijn…

 mouton

 pvdw

Mooi

De mooiste zin die je momenteel op het wereldwijde web kan vinden is deze:

"Maar toch heb ik nog ergens een restje vuur in me, een askegeltje in een afgekoelde barbecue dat oplicht als er even wat nachtelijke tocht is, lang nadat alle gasten naar huis zijn vertrokken en de laatste restjes saus en gemorst voedsel samen met het gestolde kaarsvet van de tafel zijn geveegd. "

Getekend: Aardvarksken. 

 

Onze gast was KK.
Er is niet veel wijn gemorst…

 a table

KK en co

Tot slot, het nieuwe model Riedlglas: Eén voor alcoholici ( midden )  

Riedl voor alcoholici

Veni, vedi, Vinam

Vorige week voor het eerst les gehad van Jan Desmet, zaakvoerder van Vinam, groot importeur van Amerikaanse wijnen. Desmet is een spraakwater(of –wijn)val die heel wat kennis en ervaring te delen heeft. Z’ n betoog wordt opgeluisterd met hier en daar een leuk weetje, een anekdote, soms zelfs een klein geheimpje. Zo haalde hij z’n goeroe, John Parducci aan, een wijnmaker uit Mendocino County (die, dear RickvanCSP,  geen énkele wijn meer waard vindt dan 15€).
Parducci onthulde na een intense proefsessie pardoes het geheim van de zogenaamde superproevers. Die superproevers gaan er prat op alle
jonge premier GCC’ s van de Médoc blind te herkennen. Hoe kan dit toch, in de wetenschap dat élke jonge topBordeaux zowat hetzelfde smaakt ( fruit, fruit + fruit) ?

Wel, zij baseren zich volledig op de houtlagering.
Desmet vertelde dat elke premier cru andere soorten of anders getoast hout gebruikt, en dat dit ( in tegenstelling tot bvb de blend van druiven) een stabiel element is in de vinificatie.
Blijkbaar kan men na een vergelijkende test en wat oefening héél makkelijk herkennen op welke eik de wijn gelagerd is: de proevers onderscheiden dus niet de Margaux van een Haut Brion, maar het Allierhout van dat van Nevers

barrels

Algauw ging de lesgever echter over op het leukste en interessantste onderdeel van de les, het proeven.Een korte impressie:

Jonathan Vineyards, ‘barrel select’chardonnay  Mendocino county(10,90€): Mooi, lactisch, complex. Zeker geen overdreven houtsmaak.

Irony chardonnay, Napa ( 15€): zou een topper moeten zijn, ik vond hem te bananerig, snoeperig, opgesmukt.

Aphrodite cabernet sauvignon 2000 ( 13.65€): heel mooi rond maar toch structuur, zit ( té) perfect in elkaar. Eigenaardig genoeg zijn we zo gewoon aan de kleine foutjes(?) van Bordeauxwijnen dat we ze missen in de perfect rijpe Amerikanen.

Chateau St Michelle merlot: Enkele keren verkozen tot beste winery van de USA, met deze merlot ( 13.75€) bewijzen ze alvast hun vakmanschap.Zwart fruit, wat getoast, mooi evenwichtig. Lijkt wel een moderne St Emilion.

Wild Flower Cellars: Petite Syrah 2004 ( San Joaquin): Petite syrah is een kruising van syrah en  peloursin en komt niet ( meer) voor in Frankrijk. Toch had deze wijn blind voor een Fransman kunnen doorgaan. Een wijn met grote authenticiteit, karakter en klasse. Voor 11.50€ is dit de topper van de avond.

De zinfandel van Villa Mount Eden ( Napa, 11€) was origineel, heel fruitig en charmant maar kon niet echt boeien. Dit in tegenstelling met de Cuvaison, cabernet sauvignon 2000(25€), die naast een rijp en rijk fruitpallet ook een grote complexiteit bezat.
En toch…Call me old fashioned, maar voor die prijs geef ik nog steeds de voorkeur aan een Franse Grand Cru Classé uit de Médoc…

 

Nuchtere terugblik

Onze respectievelijke katten ruifden ons na vanuit de goot. Het leek wel alsof ze een vermoeden hadden dat er verse katers in de maak waren.
Gezwind en met een lever vol goesting fietsten Petrus67 en ik richting Brunelloland. We hadden het over koetjes en kalfjes, katjes en kolfjes en, zoals het twee oude wijven past, over de verschrikkelijke zomer van
2007. De eindeloze terrasavondjes waar we gedurende de lange grijze winter telkens naar uitkijken hadden we node moeten missen.
Maar het zweet dat op onze hoofden parelde bij aankomst ten huize
Brunello was de voorbode van een perfecte inhaaloperatie. De avond van acht september stilde onze terrasjeshonger en maakte onze zomer goed.
Het thema was kelderresten, maar we begonnen met een horsconcourske.

Een bijzonder frisse, houtgelagerde witte wijn, waar de boter- en getoaste toetsen heel mooi verweven waren met het ruim aanwezige fruit ( perzik) en de mooie zuren. Ik was redelijk overtuigd dat we hier te maken hadden met een perfect gemaakte chardonnay. Ja, ja de klassieke witte druiven beginnen we goed te herkennen, meneer!
Er zat geen druppel chardonnaysap in. Straffer nog, ik had deze wijn ooit al gedronken bij een degustatie in het salon van de heer Thienpont, lid van de gerenommeerde Belgische wijnbouwersfamilie die voor dit heerlijke glas
Les Charmes Godard, Cotes de Francs 2005 verantwoordelijk is. 

De toon was gezet, dit werd een verrassend genietavondje eerste klas.
We begonnen bescheiden aan de rode wijnen met een
Chateau Morin, St Estephe 1998. Een baksteenrode kleur, nog geen bruine tinten. Aardbeien in de neus, lichte neiging naar bos en champignons. De smaak was zeer zacht met op het einde nog prominente maar versmolten tannines. Een wijn die volgens het proefpannel toch niet te lang meer mocht liggen, en zo geschiedde, we dronken de ganse fles die avond leeg.

Er volgde een Margaux uit hetzelfde jaar, Chateau Labégorce. We noteerden hier een zeer fijne, complexe maar fluwelen geur met fruit op z’n Winterslags. Rood en zwart dus.
In de mond een mooie structuur met behoorlijk wat zuren die de wijn frisheid geven. Toch vond men deze wijn op dronk, vooral uit vrees dat bij verder ouderen deze wijn zou verworden tot een sap vergelijkbaar met een Vlaams Belang maatschappij: enkel de zuren zouden overblijven.

De volgende wijn kreeg de titel ‘ Best gekurkte wijn van de avond’.
Inderdaad, de
Chateau Guadet St Julien 1997, eigenaardig genoeg een  St Emilion, had de eerste drie seconden een lichte kurksmaak maar vertoonde nog genoeg body om zijn andere eigenschappen tussen de TCAmoleculen door naar onze smaakpapillen te wurmen. Na het kurkvoorspel hadden we op die manier nog een verrassend lange en harmonieus verouderde St Emilion in de mond. Gerten vond het gepast om hier een aangepaste versie van een Churchill anekdote in de groep te gooien: “Een vrouw zei ooit tegen Churchill: Mocht ik uw vrouw zijn, ik deed vergif in uw wijn.
Churchill antwoordde: Mocht ik uw man zijn, ik dronk hem op.”

Toen iedereen bekomen was van de slappe lach, schonk Brunello allesbehalve slappe kost.
Een
Chateau Bellegrave, Haut Médoc GCC, 1997.
Ofwel is Brunello z’n kelder zó goed dat de wijnen die erin rusten quasi niét evolueren, ofwel is 1997 dan toch het meest onderschatte wijnjaar uit de geschiedenis. Een zeer mooie, evenwichtige Bordeaux waarvan St Canarus vond dat hij zeer veel ‘stofatie’ bezat. Of dit te maken had met het feit dat laatstgenoemde de hele dag was bezig geweest met schuren en kappen tijdens z’n verbouwingswerken? Dit blijft een open vraag waarvan het antwoord ons niet relevant genoeg lijkt om er lang bij stil te staan.

Snel over naar de volgende wijn,  La Tour Carnet, Haut Médoc GCC 1998  Een wijn uit de tijd vóór Bernard Magrez, en dat merkte je door z’n gebrek aan concentratie. Iemand maakte  volgende opmerking: “Eigen braaksel, is dat een faciliteitengemeente?” Of dit met de wijn te maken had kan ik me niet meer herinneren…

Een wijn van 19 jaar oud ontkurken doe je niet elke dag. We hebben jammer genoeg—gelukkig maar ( schrappen wat niet past ) nog niet de leeftijd van wijnliefhebbers die veel flessen uit de 80erjaren bezitten. Vandaag hadden we echter het voorrecht de laatste momenten van een Chateau Corbin uit 1988 te mogen meemaken.
We proefden een ultiem zacht geheel, met aroma’ s van cacao, chocolade, truffel, humus, onderhout. Iemand zei, dit is waarschijnlijk eind jaren 80, ik kan mij niet voorstellen dat dit een St Emilion is. Gerten antwoordde:’ Neen hé, want dat bestaat nog niet zo lang !’
Wij waren ondertussen in een toestand dat we dit allen heel erg grappig vonden.

De rode wijnprocessie eindigde met een piepjonge Chateau Talbot, St Julien 2001. In de neus luxueus hout en bakboter, lang en vol in de mond, zwart fruit en ondanks de dropstop onderscheidden we toch…wat drop. Nog wat hoekig en licht bitter op ’t eind maar met een zeer lange afdronk. In tegenstelling tot de vorige wijnen, veelbelovend.

De afsluiter was Chateau Rieussec, Sauternes 1974. Dit konden we afleiden dankzij de door Brunello’ s schoonvader minutieus bijgehouden factuurtjes, want het jaartal stond NIET op het etiket. Blijkbaar was 1974 in Sauternes zó abominabel dat vele domeinen wijn maakten zonder vermelding van het oogstjaar.
De wijn vertoonde nochtans wel tekenen van botritys maar…dan OP de fles( zie foto). IN de fles was het heel wat minder. Een mooi goudgele kleur, maar een licht chemische neus ( de chemici onder ons ontkenden dit nochtans). In de mond vond ik hem vrij plat en hij vertoonde een dramatisch gebrek aan zuren en complexiteit. Ik spreek hier even voor mezelf ( en enkele anderen) want de meningen over deze wijn waren verdeeld. De vraag werd gesteld, mocht je een volle fles witte mogen kiezen voor welke zou je gaan, de eerste of de laatste? Enkele leden (wellicht onder invloed ) kozen voor de cijferloze Sauternes, ik twijfelde geen moment aan de Charmes Godard 2005.

Plots kwam een clublid nog één maal heel nuchter uit de hoek. Wat een interessante proeverij! Hij had plots het gemeenschappelijke kenmerk tussen de gedronken wijnen ontdekt!
Allen waren we heel benieuwd naar wat we deze avond hadden geleerd en luisterden we aandachtig wat volgens hem de flessen duidelijk bond.

Gerten
poneerde met overtuiging en met een  wetenschappelijk verantwoorde blik de volgende stelling:
Vrienden, dít is het gemeenschappelijke kenmerk van deze flessen:

"Ze zijn allen leeg!"

RIEUSSEC 1974

Kort op de bal

De 2000 van  Chateau La Gravière Grand Poujeaux werd te stug, te licht, te duur en overschat bevonden ( update:NOT, zie reacties)
A8622_3d-frappe-maboule
door Tienne, Matten, Bert en Rick. Toevallig had ik hiervan al een hele tijd een half flesje 2001 liggen dat lag te wachten op een goede gelegenheid om geofferd te worden. Bingo.

Kleur mooi  robijnrood, héél lichte evolutie. Lichte leertoetsen, wat bos maar ook zwart fruit en toast. Klassieke Bordeauxneus dus. Bij aanvang ook in de mond dezelfde impressies, maar het hout komt iéts te hoekig over en naar het einde toe bijten de tannines wat op zijn Lordi’s(=ons poesje ): iets hard met andere woorden. Foutjes die wel degelijk storen. Een uurtje later komt grafiet opduiken, wordt de wijn zachter, en drinkt hij lekker weg. Letterlijk. Flesje leeg dus, maar al bij al geen onaangename Bordeaux. Oké, hij is  tamelijk koel en mist wat harmonie, maar als je ondertussen luistert naar de harmonieën in de wereldsong van Josh Ritter die Bob Dylan vergat te schrijven ( ‘To the dogs or who ever hier  nog even te beluisteren, snel) ) komt het wel goed!

 

Grand Poujeaux