Een beetje wachten loont soms. Volgende wijnen dronken we bij de heevieteusted-sessie eind september in Wachtebeke.
Over de Régnie Domaine Buyats 2005 van G. Deboe(u)f kunnen we kort zijn.
Héél kort.
De Chateau Cambon, Beaujolais 2006 is al wat meer aandacht waard.
Toch een béétje meer.
De speciale vorm van de fles zorgde dan wel voor een prestigieus tintje, de wijn zelf kon dit moeilijk waarmaken. In de neus hadden we eerst banaan, dan rood fruit ( krieken ) en gist (sommigen dachten aan een ‘witteke’). In de mond een lichte prikkeling, rood fruit maar weinig body, nogal eenvormig en tamelijk kort. Deze wijn miste blijkbaar wat evenwicht maar gezien z’n jeugdige leeftijd gaven we hem het voordeel van de twijfel.

Die twijfel was er totaal niet bij de Chateau de Pierreux, Brouilly 2002.
Waren we wat sceptisch bij het zien van de fles ( een Beaujolais uit 2002 in een soort Bordeauxfles, 6 maanden houtlagering, wat werpt Erik ons hier voor de papillen?) dan verdween deze argwaan volledig bij het degusteren. Een (voor een Beaujolais) intens rode kleur (lichtjes getuileerd) wees al op een mogelijk geconcentreerder vocht dan het vorige glas. En inderdaad, het aroma was verrassend complex met gestoofd rood fruit, animale toetsen en zelfs het eerder Bourgondisch aandoende ‘putje’. Tussen tong en verhemelte ontplooide deze uitzonderlijke expressie van de gamaydruif zich tot één van de beste Beaujolais die ik ooit dronk. Enorm vlezig, een schitterende structuur, zeer mooi evenwicht, aan zijn 5 jaar perfect op dronk maar allesbehalve uitverteld. Ik noteerde in drukletters ‘GROTE WIJN’.
De Fleurie 2005 van Yvon Métras haalde dit niveau niet maar had een mooi kersenrode kleur, een behoorlijk intense neus met nieuw leder, kirsch en schraal bier en een fruitige en frisse mond, mooi opgebouwd, volgens sommigen wat naar geuze refererend.
Dat schrale bieraroma was een term die we vroeger al eerder hadden gebruikt, meer bepaald bij het proeven van ‘natuurlijke’ wijnen. De volgende wijn was er zo eentje, maar hier konden we deze specifieke geur nochtans niet herkennen. Over Marcel Lapierre las ik voor het eerst in “Tot op de bodem”, een boek van Nikolaas Klei. Volgens deze vlotte Nederlandse wijnpen is de Morgon van Lapierre één van de lekkerste wijnen ter wereld. Klei noemt Lapierre zelfs de godfather van “de bende zonder zwavel’.
En wat ontdek ik nu ik nog eens opzocht wie hij hiermee bedoelde?
Dat deze bende ‘gekken van de Beaujolais’ (die navolgers zijn van de zwavelloos, sulfietloos, ongefilterd en ongechaptaliseerd werkende Jules Chauvet) bestaat uit Lapierre, Breton, Foillard en…Yvon Métras! ( zie de Fleurie hierboven en de verwijzing naar schraal bier… )
Klei schrijft dat Métras onder impuls van Lapierre zonder kunstmest, onkruidverdelgers en insecticiden begon te werken en dat zijn Fleurie zelfs de Morgon van de godfather zou overtreffen! Wij waren deze mening niet toegedaan. Met aroma’s van amandelnoten, marsepein, rijp en weelderig fruit en een enorme lengte in de mond overschaduwde de Morgon 2005 alle vorige wijnen.
Marcel zelf krijgt het laatste woord:
"Ik begrijp het niet. Ik gebruik geen kunstmest, geen insecticiden, geen suiker, zwavel noch filter mijn wijn, ik doe dus van alles NIET – en ik verkoop mijn wijnen duurder! Dat niet iederéen het zo doet!"