Try not to puke

Eén voordeel bij het lezen van deze tekst van Vlaanderens beste wijnschrijver Bruno Van Spauwen:
Je hebt geen druppel zin meer om ooit nog een fles van dit goedje te proeven…

puke.gifChevalBlanc-224x300.jpg

 

 

 

 

“Mocht u nog de illusie koesteren dat de topkastelen van Bordeaux gepassioneerd met wijn maken bezig zijn, dan breng ik u graag wat interessant nieuws dat ik onlangs uit de Franse krant Le Figaro vernam. LVMH, de beursgenoteerde holding met luxemerken van onder meer mode, juwelen, cosmetica en alcoholische dranken, lanceert een luxehotelketen onder de merknaam Cheval Blanc. Wijnminnende lezers weten dat Cheval Blanc ook een wijn is, een premier grand cru classé uit Saint-Emilion. Het domein is voor de helft eigendom van LVMH, de andere helft is in handen van onze landgenoot Albert Frère.
De strategie van de zakenlui achter deze wijn is duidelijk: met wijn alleen zullen ze hun business niet verder kunnen uitbreiden, vandaar dat ze van Cheval Blanc een globaal luxemerk maken. Er bestaat al een Hotel Cheval Blanc in het chique Franse skioord Courchevel. Het ging open eind 2006. Een suite kost er tweeduizend euro per nacht. Het succes daarvan bij het rijkere gedeelte van de aardbewoners heeft LVMH aan expansie doen denken. Wie er al naartoe ging tijdens zijn skivakanties, zal binnenkort onder hetzelfde enseigne kunnen genieten van de zon in Egypte en Oman. Daar zullen in 2012 twee luxehotels onder dezelfde merknaam opengaan.

Het Egyptische Hotel Cheval Blanc zal 38 suites tellen en gebouwd worden in Assoean, op een eiland in de Nijl, met zicht op het mausoleum van Aga Khan. In Oman worden 32 hotelvilla’s gebouwd op het eiland al-Sodah, allemaal met privézwembad. De kleinste villa zal 500 m² groot zijn. De bouw van de projecten wordt gefinancierd door de Egyptische groep Orascom en het sultanaat van Oman. LVMH zal geen eigenaar zijn van de gebouwen en alleen de exploitatie onder de merknaam Cheval Blanc verzorgen. Daarvoor werd een nieuwe divisie opgericht: LVMH Hotel Management. Die staat in voor de uitwerking van het concept, het management, de marketing en de commercialisering.

Nu al wordt LVMH benaderd om het hotelmerk Cheval Blanc ook in andere landen te lanceren. Het idee zou dus kunnen uitgroeien tot een wereldwijde luxehotelketen. Maar Patrick Houel, de topman van LVMH Hotel Management, hanteert de gekende strategie van luxemerken: die van de schaarste. ‘We zijn alleen geïnteresseerd in uitzonderlijke locaties’, zegt hij. ‘We gaan niet naar de Seychellen, de Malediven of Marrakech, waar het aanbod al zeer groot is.’

Lees: de locatie moet zo uitzonderlijk zijn dat dat ook zal afstralen op de wijn. In de hoop dat die vervolgens nog duurder verkocht kan worden. Overigens zal hij ook rechtstreeks aan de vermogende hotelgasten worden aangeboden. Hoe minder tussenpersonen tussen wijndomein en eindconsument, hoe meer marge voor het domein.

Het zal niet bij Cheval Blanc blijven. De meeste topwijnen van deze planeet zijn in handen van zakenlui en van financiële en industriële groepen. Die kunnen niet leven met het idee dat een zakencijfer jaar na jaar hetzelfde blijft. Een grote uitbreiding van de wijngaarden is echter meestal niet mogelijk. Dan resten er maar twee opties om het inkomen te doen stijgen: de prijzen verhogen of het merk in andere sectoren verkopen. Het liefst beide tegelijk. Wijn is dus geen doel meer, maar een middel. Om een wereldwijd merk te worden.

Le Figaro vermeldde nog dat binnen LVMH werd overwogen om een Hotel Cheval Blanc te openen in Saint-Tropez. Daar werd van afgezien omdat uit een marktstudie bleek dat het potentiële publiek daar al een buitenverblijf of een jacht heeft. Zou dat publiek daar trouwens Cheval Blanc drinken? Wellicht niet: die wijn ligt gewoon in de kelders van hun huizen, wachtend op een meerwaarde in de toekomst. Het is bekend dat veel van die wijnen wel gekocht maar daarom nog niet gedronken worden.

Ik zal nooit vergeten wat Pierre Lurton, de directeur van Château Cheval Blanc, mij ooit zei: ‘Elke dag dat ik opsta, staan er twintig tot dertig nieuwe miljardairs op in de wereld. Dat zijn nieuwe klanten voor ons.’ Het is een mooi beroep, wijnbouwer.”

Bruno Van Spauwen, Standaard Magazine

Bordomanie

Begin 1600 hielden in Nederland alleen professionele kwekers en rijke hobbyisten zich bezig met de tulpenhandel. De verkoop van de bollen vond plaats tijdens de bloeiperiode in april en mei, wanneer de kopers de bloemen konden bekijken. In de nazomer, als de bollen gerooid werden, veranderden zij daadwerkelijk van eigenaar.

Na een aantal jaren begonnen de prijzen van tulpenbollen te stijgen. Franse hofdames betaalden honderden guldens voor een tulpenbloem die zij op een galabal in hun decolleté droegen. In 1623 kostte één enkele tulpenbol van een populaire soort 1000 gulden, terwijl het gemiddelde jaarinkomen op 150 gulden lag. In 1635 werd een koop geregistreerd van veertig tulpenbollen tegen een prijs van 100.000 gulden.

Vanaf dan begonnen ook buitenstanders zich met die handel in te laten en ontstond een speculatiegolf. Sommige handelaren verkochten tulpenbollen die nog maar pas geplant waren en die niemand nog in bloei had gezien; dit leidde tot contracten voor levering in de toekomst, vergelijkbaar met wat wij tegenwoordig futures zouden noemen.

Op dinsdagavond 3 februari 1637 stortte in Haarlem de tulpenhandel abrupt in, toen een verkoper bleef zitten met een partij goed die hij voor 1400 gulden had aangeboden. Twee dagen later werd in Alkmaar tijdens een veiling van tulpenbollen in totaal nog 90.000 gulden omgezet. De week daarop kelderden overal in Holland en Utrecht de prijzen. Er ontstond een chaotische situatie met veel onenigheid onder handelaren over de geldigheid van de afgesloten contracten. De bollen werden gedumpt en prijzen zakten met meer dan negentig procent. Duizenden Nederlanders, vooral de kleine particuliere beleggers, gingen bankroet.

De Tulpenmanie wordt door economen gezien als de eerste bubbel (speculatiegolf) in de wereldgeschiedenis.

Elke overeenkomst met de huidige primeurgekte in Bordeaux is geen louter toeval.

 

tulpenmanie.jpg


La vie est Belle(t)

Gisteren rond half acht postte ik dit berichtje in het forum “Wat ben jij aan het drinken nu?”.
 
Ik zit hier aan een ronduit FANTASTISCHE rosé te lurken… en ’t is géén Bandol cool

Wat later volgde de (uitgelokte) vraag welke rosé dat dan wél kon zijn.. Ik beloofde er een postje van te maken op de blog. Bij deze dus…

Reeds van bij het prille begin van mijn wijnpassie heb ik een bijzondere interesse voor wijnen uit de Provence. Na mijn eerste rode Bandol volgden er een pak andere (rode én rosé), maar algauw groeide ook mijn aandacht voor de andere appelaties van de streek.
Ik proefde in de maanden die volgden zowat alle AOC’ s uit de streek. Een Cotes de Provence (de fijne Chateau Roubine, één van de weinige “cru classés uit de –mislukte- poging tot hierarchie in deze aoc), een Beaux de Provence (een bijzonder complexe Chateau Romanin),  een Coteaux d’Aix-en-Provence (de verrassend stevige Chateau Bas), een Cassis ( de –zowel in wit als rood – nogal banale La Ferme Blanche), een Coteaux Varois (de ronduit fantastische Clos De La Truffière van Domaine du Deffends) en een Palette ( uiteraard Chateau Simone, hét domein van deze piepkleine, 32 ha-tellende appellatie).

De énige appellatie uit de streek waarvan ik tot op heden nog nooit een wijn had gedronken was… Bellet.
Noch op één of andere degustatie van een wijnhandelaar, noch in mijn opleiding tot sommelier, noch bij één of andere wijnvriend werd er mij ooit een Bellet voorgeschoteld. Moeilijk verkrijgbaar?

Inderdaad. En de  reden is eenvoudig. Er zijn slechts 50 ha in exploitatie, en… het gros van de wijnen wordt in de buurt zelf opgedronken. Er is geen enkele producent in Bellet die een buitenlandse markt nodig heeft om zijn wijnen te slijten, en dit ondanks de hoge prijs van deze flessen.
Nu ja, als u weet dat Nice midden in deze appellatie ligt begrijpt u het wel. ’t Is alsof er een topbier in beperkte oplage aan hoge prijzen zou gemaakt worden in St Martens Latem. U zou als inwoner van pakweg Sanary-sur Mer ook niet zo makkelijk aan een flesje van dat Latemse godenvocht geraken…

Maar… het geluk is soms voor de armen van geest en de behoeftigen van lekkere wijn. In de paasvakantie waren vrienden van plan om enkele dagen door te brengen in Nice en omstreken. Ze vroegen me of er daar soms geen wijnen werden gemaakt. JAAAAAA er worden daar wijnen gemaakt. En ALSJEBLIEEEEEEFT wil je er een paar meebrengen voor mij?

Ze hebben hun best gedaan. Ze stonden aan de poort van Chateau de Bellet maar daar gaf niemand thuis. Ze reden dan tot de vooravond rond in de streek, eigenlijk in de – industriële- buitenwijken van Nice, maar tevergeefs. Geen enkel domein gaf thuis.
Tot ze eindelijk, moe en vinejo-vervloekend, heel warm werden ontvangen op Domaine de le Source. Ze proefden er de drie kleuren, en waren zéér aangenaam verrast. Men schonk hen geen – gevreesde – plompe alcoholbommen, maar wel bijzonder frisse en evenwichtige wijnen. Die fraicheur is te danken aan de hoogte (200 – 300 m) en de heersende winden (tramontane en mistral).

Deze frisse touch vond ik terug in de rode 2004 van dit domein. Nu eens niét gemaakt van de klassieke mourvèdre of grenache, maar wel van de folle noir en de braquet. Na openen dachten Gerten en ik aan reductie, maar hoe langer in het glas hoe meer deze wijn zijn complexe geheimen prijs gaf. Hij bleef wild en animaal, maar vertoont ook een mooie aardsheid en een uitzonderlijke finesse en zachtheid in de mond.

Gisteren dan opende ik dus de -zoals gesteld- ronduit fantastische rosé van dit domein. U zal me wel geloven als ik zeg dat ik al veel Bandol-rosés dronk. Wel, ik durf gerust zeggen dat deze Bellet meedoet met de aller-aller-besten. Sommige Bandols durven wel eens last hebben van een alcoholopstootje, bij deze rosé is daarvan geen sprake. Zo fijn, zo mooi, zo elegant en toch zo vol, met een licht bittertje op het eind dat de wijn een sierlijke ruggengraat geeft.
En de afdronk?
Dat is er één om “Vous êtes Belle(t)” tegen te zeggen.

 

Bellet

De waarde van een wijnmedaille.

 

sf-intl-wine-comp-medal-300x300

Wijnen met een medaille. Zelfs de geroutineerde wijnliefhebber laat er zich soms door verleiden. Goud, zilver, brons.
Een bronzen medaille. Mooi. Maar in een loopwedstrijd met drie deelnemers za
l
Hugo Coveliers altijd brons halen. En u wil toch geen wijn drinken van dat niveau?

Zo erg als het aangehaalde voorbeeld is het niet. Maar toch blijkt dat er op een gemiddeld wijnconcours 25 tot 33% van de wijnen een medaille behaalt, ongeacht de kwaliteit van de wijnen.
Dé recordhouder is de
International wine challengevan Londen die 67% van de deelnemende wijnen eremetaal toekent. Men proeft tot 300 wijnen op 10 dagen.
Macon (
Concours des grands vins de Francedoet nog beter. Daar proeft en beoordeelt men 10000 wijnen op één ochtend.
Trouwens de kans dat u een Covelierske (een wijn die brons behaalde) kan vinden wordt alsmaar kleiner. Meer en meer organisatoren schrappen deze ondergewaardeerde kwalificatie en vervangen ze door… zilver. De wijn die de tweede plaats behaalde krijgt goud, en de winnaar krijgt een vermelding in de stijl van
“GRAND OR” , double gold” of een speciale trofee.

Die medaille of trofee krijgt de wijnbouwer echter niet gratis. Hij betaalt tussen 18,50 en 100 euro voor een pakketje stickers waarop de behaalde ereprijs staat vermeld. Hoe meer medailles, hoe meer de organisator van de wedstrijd verdient… Bij sommige organisatoren moet de wijnbouwer zelfs betalen om de commentaren die zijn wijn kreeg te mogen vermelden op de fles, op zijn site of in de verkoopsruimte. Erger nog, de wijnbouwer dient op voorhand al tussen 42 en 180 euro te betalen om enkel maar z’n wijn op de wedstrijd te presenteren…!
Logisch dus dat men een compensatie verwacht. En dat men zijn allerbeste wijn zal opsturen voor deelname aan de wedstrijd. Of deze cuvée dan ook de wijn is die men in de winkel terugvindt is dan maar weer de vraag.
In 2007 deed
La service français de la Répression des fraudeeen onderzoek waaruit bleek dat 20% van de geanalyseerde wijnen niet conform was met de wijnen die gepresenteerd werden op het concours. De enige wedstrijd waar dit wordt uitgesloten is deConcours général agricole de Paris’. Daar gaat, zoals het hoort, de organisatie zelf in de winkels de flessen kiezen. Alle andere organisaties laten de wijnbouwer zelf beslissen welke cuvées er voor het proefpubliek verschijnen.
Ook de grote wijncritici in Europa en Amerika werken op deze manier. Zij proeven op het domein wat de wijnbouwer hen inschenkt of ze laten de flessen door de wijndomeinen opsturen. Dit is zowat hetzelfde als zou het weekblad
Humo de prijzen voor de Rockrally al uitdelen na het beluisteren van de ingezonden demo’ s. Guy Mortier moet dringend eens met Robert Parker en co gaan praten…

bronnen: RvF, Vins de Québec

Grenzen verleggen in Fronton

Leest u even mee met… PvdW ?

Fronton wil niet meer vergeten worden

 

“Wablieft?” Ik had het bijna luidop gezegd, die namiddag in de wijnrayon van de Colruyt. Côtes du Frontonnais stond er op het etiket van de  « Château Montauriol Tradition 2002 ». Ik had geen flauw idee waar ik in godsnaam die appellatie nu weer moest gaan zoeken. Je krijgt soms de indruk dat de Fransen aan de lopende band appellaties bijcreëren, al was het maar “pour embêter les étudiants-sommeliers”. Maar neen hoor: een weinig opzoekingswerk verzekert me dat de côtes du frontonnais een goed-en-wel geïnstalleerde AOC is. En als het van Nicolas Gelis afhangt – dat is de producent van mijn Colruyt-flesje – dan zullen we straks niet meer hoeven te “wablieft”-en.

 

De appellatie waar mijn Château Montauriol thuishoort ligt zo’n 30 kilometer ten noorden van Toulouse. Je vindt ze in het zuidwesten van Frankrijk, in de aanloop naar de Pyreneeën, tussen de Garonne en de Tarn. Nicolas Gelis en zijn vrouw Cathérine kochten het domein in 1998. Al van in de 12de eeuw werd er wijn verbouwd door de ridders van de orde van Saint Jean de Jérusalem. Die namen de “Mons Aureolus”-wijn mee toen ze tijdens de kruistochten gingen vechten naar het Heilige Land. Wellicht zagen ze de wijn  als een ultiem wapen om de ongelovigen te overtuigen. Toen Gelis het domein in 1998 kocht was het een ietwat verwaarloosd domein waar lang met onkruidverdelgers en ander chemisch spul was geklooid. Inmiddels werd het roer volkomen omgegooid en werkt de wijnboer nu op een verstandige manier op zijn naar eigen zeggen “uniek terroir, dat nog maar aan 50% van zijn mogelijkheden zit”.

Mannen als Gelis proberen het aanzien van de côtes du frontonnais weer op te krikken. Vijftig jaar geleden dronken ze in Toulouse bordeaux, cahors en gaillac. Voor de eigen frontonnais haalden ze in grote stad hun neus op. En dat was niet eens zo raar, want de “frontonezen” vonden geen eigen imago. Ze twijfelden of ze nu de bordelezen, dan wel de wijnmakers uit Cahors moesten imiteren. Tot in de regio in het begin van de jaren ’90 opeens enkele verlichte geesten beseften dat ze een héél belangrijke troef in handen hadden: de négrette. De druif, een soort compromis tussen de pinot noir en de syrah, komt alleen in deze regio voor. De nieuwe generatie wijnboeren, gedreven door de queeste naar kwaliteit en originaliteit, trok volop de négrettekaart.

 

Olivier Cabirol, de jonge en gedreven directeur van het wijnboerensyndicaat, bedacht in 1995 een “coup de théâtre” , die de zieltogende appellatie op slag beroemd maakte in Frankrijk en het begin van de heropstanding inluidde. Hij besliste om op de rugetiketten van de fronton-flessen de curriculums af te drukken van werkloze streekgenoten. Het gevolg laat zich raden: de werkloosheid daalde aanzienlijk én – daar was het uiteindelijk om te doen – heel Frankrijk praatte over de stunt van de vergeten appellatie.

 

Maar er is natuurlijk méér nodig dan een stunt om wijn te blijven verkopen. En dat heeft de maker van mijn Colruytflesje goed begrepen. Met 60% négrette heeft de wijn een typische neus die wat aan viooltjes doet denken. Gelis gebruikt voor de gisting van zijn wijn enkel de autochtone gisten die van nature in de wijngaard en op de druiven aanwezig zijn. Er worden dus géén – en dat is toch wel uitzonderlijk – commerciële gisten gebruikt. Uiteraard komt dat de typiciteit van de wijn ten goede. Ondanks het feit dat Gelis de techniek van de “micro-oxygénation” gebruikt om de harde tannines wat af te zwakken, heeft deze 2002 toch nog flink wat droogtrekkend geweld in huis. Karaferen blijkt echter dat probleem grotendeels op te lossen. Voor 4,49 euro krijg je dan ook een wijn in huis waarvan je voelt, ruikt en smaakt dat hij eerlijk en met liefde voor het vak gemaakt is. Eenvoudig maar lekker en origineel. Die eenvoud lijkt trouwens wel het codewoord te zijn in de streek. Want de wijnboeren ijveren er nu voor om ook de naam van hun appellatie te veranderen. In plaats van de officiële “coteaux-du-frontonnais” horen ze veel liever spreken over “Fronton” zonder meer. “Dat klinkt beter en het bekt makkelijker in het Engels”, pleiten ze niet zonder commerciële zin. En eerlijk gezegd : ik zie ze liever hun naam aanpassen aan de Angelsaksen, dan de smaak van hun wijn

pvdwzwart

 

man met pet, zonder fles

Voor de gewone man met de fles zijn de premier crus en andere toppers vanaf heden totaal onbetaalbaar. Tot 2004 konden we nog wat de schijn ophouden ( mm, voor m’n 40ste verjaardag een Lafite Rotschild, oké, 150 euro is waanzinnig veel maar je mag wel eens gek doen ), maar na de primeurcampagne 2005 is het hek volledig van de wijndam.

Wijnkompaan Bert stuurde me deze vergelijking op :

Chateau Margaux 2004: 159 euro
2005: 665 euro
Chateau Palmer 2004: 72 euro
2005: 199 euro
Ducru Beaucaillou 2004: 53.60 euro
2005: 145 euro
Léoville Las Cases 2004: 69 euro
2005: 241 euro
Mouton Rothschild 2004: 143 euro
2005: 495 euro
Lafite Rothschild 2004: 149 euro
2005: 565 euro
Cheval Blanc 2004: 198 euro
2005: 698 euro

en de pomerolletjes swingen de al heetgeblakerde pan uit :
Chateau Lafleur 2004: 188 euro
2005: 905 euro
Chateau Le Pin 2004: 395 euro
2005: 1750 euro

Ironisch voegde Bert er nog aan toe dat deze wijnen gelukkig nog betaalbaar zijn voor de échte wijnliefhebbers, als daar zijn Sabine Appelmans en co ( cfr. Bertzelve voor meer uitleg dienaangaande ).

En Chateau Petrus 2005 spant de kroon, deze kost u 2500 euro in primeur. Honderdduizend oude Belgische frankskens voor één ( 1, un, one ) flesje wijn. Waar is de tijd dat je je daarvoor een volledig wijnDOMEIN kon aanschaffen ?

Morgen : een ( betaalbare ) primeur op deze blog !

Gort in Frankrijk



Van m’n vaste wijnmaatje Gerten kreeg ik onlangs een non fiction boekje cadeau dat erin slaagt twee moeilijk te verenigen eigenschappen te combineren : het is zowel léuk als interessant !

Ilja Gort is een ex – muzikant, ooit werkzaam in de reclamewereld, die als groot wijnliefhebber besloot te doen waar velen onder ons ( collega-wijnliefhebbers ) van dromen : In 1994 kocht hij een eigendom met 15ha wijngaarden.

Ondertussen wint hij met z’n Chateau de la Garde ( niét de Pessac ! ) en vooral met z’n rosé, La Tulipe, heel wat prijzen.

Wat Gort zo bijzonder maakt is dat hij héél mooi over wijn kan schrijven. Het ‘wijn-survivalboek’ staat vol leuke anekdotes, tips en weetjes over onze lievelingsdrank.

 

Het boekje leert je wel wat bij, maar pretendeert verre van volledig te zijn.Er sluipen zelfs hier en daar kleine foutjes of onnauwkeurigheden in de teksten. ‘In Bordeaux maakt men wijn van drie druivensoorten ( Cab. Franc en Sauvignon en Merlot )’— Petit Verdot, Malbec en Carmenère blijven onvermeld. Chateau Pétrus en Le Pin rekent hij tot de onbetaalbare Saint Émillions, en het befaamde Domaine de Chevalier noemt hij LE Chevalier. U kan dit kommaneukerij vinden, en daarin geef ik u gelijk, maar het gedurende 180 bladzijden stilzwijgen van de BANDOLwijnen is minder vergeeflijk.

En het verketteren van de appelaties Corbières en Costière de Nimes lijkt me al helemaal gedateerd. Ook daar maakt men tegenwoordig schitterende wijnen.

Maar toch : Genoten. Van z’n grappige observaties. Z’n toffe beschrijvingen en koldereske fantasie. Het doorprikken van gewichtigdoenerij of snobistisch gedrag. En vooral ook van z’n ongelooflijk respect voor het product ‘ wijn’.

Nooit gedachteloos wijn drinken ! Goede wijn is een delicatesse en moet met volle aandacht genoten worden. Slurpen en slikken. Slik de geslurpte slok langzaam door, en, doodzonde nummer één, begin niet meteen te kletsen. Ik ben er getuige van geweest hoe iemand een slok Romanée Conti van 800 euro zonder te proeven doorslikte en direct over zijn nieuwe Mercedes begon te leuteren. Vreselijk. Een vergrijp dat, wat mij betreft, niet zwaar genoeg bestraft kan worden.”

Ook heel amusant is Gorts’ argumentatie om te bewijzen dat een wijn steeds meer geapprecieerd zal worden als er een mooi verhaal bij hoort.

Voorbeeld :

Deze wijn komt van een stukje grond dat alleen goed genoeg was om je hond op uit te laten. De eigenzinnige wijnboer, Jean Claude Pipet, heeft er de struiken gerooid en er Carmenière ( sic ) , een in onbruik geraakt druivenras uit de streek, aangeplant. Hij ploegt de wijngaard met een paard en perst de wijn met de houten draaipers van z’n overgrootvader “

of :

“Dit komt van een heel klein boertje die van deze wijn slechts een paar honderd flessen per jaar maakt. Elke dag gaat hij met een klein marterharen kwastje de hele wijngaard door om elk druifje apart af te stoffen. Uiteindelijk, tijdens de oogst, wordt elke druif apart geperst met een klein handpersje van Swarovski kristal. Niét aan te komen, deze wijn. Dit verkoopt hij niet, neen, dit wordt je toegewezen. Je mág vijf flessen kopen. En die zijn al weg voordat ze gebotteld zijn..

U zult zien :iedereen gaat geïntrigeerd zitten ruiken en slurpen, en uw wijnkeuze zal alom bewondering oogsten…”

 

Ilja Gort schrijft zó aanstekelijk dat het lezen van het boek bijna moét gepaard gaan met het drinken van een glaasje wijn. Da’ s dus al één goede reden om het te kopen.

 

En, oh ja…hij heeft ook een wijnblog…( na doorklikken wel nog terugkomen hé ! )

Delhaize bottles

Hartelijk dank aan Enos voor het vinden en ter beschikking stellen van dit veelverklarende en zeer interessante artikel.

 

 

 

Waarschijnlijk zullen heel wat mensen die zich vragen stellen bij Delhaize bottelingen ( waaronder ik zelf ) dit  gretig lezen.   

Geen pasteurisatie dus, maar toch behoorlijk veel behandelingen ( filteren, temperatuurshock,..) om toch maar een zo zuiver mogelijke wijn te krijgen.

 

Zuiver is altijd beter…voor water, breedtepassen en gedachtegangen, niet voor wijn !

mes amis, les vin de pays

De weersomstandigheden lenen er zich vandaag heel wat beter toe om voor de computer plaats te nemen.

Trouwens, m’n adsl – light was alweer opgebruikt ( 400 Mb, schandalig weinig voor 29 euro ), en dan is het heel wat minder leuk internetten.

 

De voorbije drie dagen dronk ik uiteraard frisse rosé,afkomstig uit het Zuiden van Frankrijk.

‘ Les trois Chenes, vin de pays du Var 2004’  Dit is  landwijn van domaine de L’ Hermitage in Bandol.

 

De landwijnen in Frankrijk kunnen vallen in drie categorieën :

  1. regionaal ( vb. Vin de pays d’Oc, veruit de bekendste )
  2. departementaal ( vb. Vin de pays de Var )
  3. zonaal ( bvb. Vin de pays de Cotes de Tongue, veelal zéér goede wijnen ! )

 

In de Bandolstreek heb je, naast het departementale ‘ Var ‘ ook bvb. de Vin de pays de Mont Caume ( zonaal ), die  goede kwaliteit biedt.( dit  door het feit dat sommige grote namen in de AOC Bandol deze benaming gebruiken voor hun landwijn. )

 

De normen voor die Vdp ’ s zijn minder strikt dan die voor de AOC’ s, waardoor er enorm boeiende wijnen gemaakt worden, soms ook van niet zo voor de hand liggende mengelingen van druiven ( bvb. syrah met merlot, grenache, cabernet,…).

 

Les trois Chenes is een vin de pays du Var( rosé ) gemaakt van , schrik niet :

35 % Merlot ( ! ), 25 % Cinsault, 20 % Mourvèdre ( dé bandoldruif ), 10 % ugni blanc ( witte druivesoort ) en 10 % …syrah ! 

 

Deze ongelooflijk originele encépagement zorgt voor een heerlijk zachte, frisse en, ondanks de 5 druivensoorten, perfect uitgebalanceerde  wijn.

 

Minder dan 5 euro, ter plaatse gekocht. ( weinig van deze wijnen vinden de weg naar andere landen, ze worden ( heel begrijpelijk) quasi allemaal ter plaatse geconsumeerd…

 

Wél verkrijgbaar ‘en grande surface’ is Chateau Bujan, Cotes de Bourg 2001.

Straks meer hierover, én ook over de nakende wijnfestivals…