Mensen die zich te goed of te cool vinden om voor een ander te applaudisseren.
Ze bestaan.
Ten overvloede.
U vindt ze vooral in pretparken bij de verplichte ‘shows ’.
Oké, superhoogstaand en origineel zal het allemaal wel niet zijn, maar, de evenwichtskunstjes op de fiets en acrobatieën met een keukentafel ( salto op de voeten ! ) die ik 2 weken terug in Bobbejaanland mocht aanschouwen vond ik toch wel zéér entertainend.
En velen met mij ( dit zag ik toen ik even opzij keek en bij de medetoeschouwers verwonderde blikken en open monden opmerkte ).
Maar applaudisseren, ho maar.
‘Wij hebben hier wel voor betaald hé, daarbij, wij zijn wel meer gewoon op de VTM !’
Nochtans staan de artiesten ( meestal onderbetaalde Oostblokkers die zich nog dag en nacht uit de versleten naad kunnen werken om onvoorstelbare kunstjes onder de knie te krijgen ) te schooien, te hongeren, te hunkeren naar wat appreciatie en succes.
Naar applaus dus.
Maar blijkbaar moet je daar op Wim Helsense wijze naar vragen om het te krijgen ( niet dat ik WH niet leuk vind, in tegendeel, maar na 5 weken hetzelfde trucje in Comedy Casino was de frisheid er voor mij wel even af ).
Dus zat ik daar in Bobbejaanland te applaudisseren dat de stukken opperhuidweefsel eraf vlogen. En bij het eind kon ik het niet laten om luidop te zeggen :” Is dat nu zo moeilijk, die mensen wat applaus geven ?”
Tja, de vreemde blikken die je dan terugkrijgt…